Statie -14-

,

(in het graf gelegd)

,

Een ijzig snerpende wind schaaft

langs mijn huid – het afscheid

herhaalt oneindig malen

,

over het lijden heen

woorden zijn zo dun

de magnolia klaar met bloeien

,

Troost kijkt verder dan steen

dichterbij kan je niet komen

dan diep in mij

,

jouw warmte jouw stem

gemis en nabijheid

herhalen oneindige malen,

,

,

,

,

 

,

,

,

 

Statie -13-

,

(van het kruis gehaald
en in de armen van zijn moeder, een pièta)

,

Doof

voor mijn troosten

onbereikbaar nabij

kind -die mij

het leven hoorde

en tussen de regels

woorden vond

.

Leeg ben ik

moeder van mens

en meer. Van

gedoofde kracht en

dood vol leven

.

van herinnering

.

Kan hij mij

de morgen baren?

zo

ontzagwekkend ver,

,

,

,

 

Statie -12-

,

(de laatste adem)

,

hij sterft niet als eerste – en ook

niet als laatste

zelfs niet als de enige

die je herinneren zult

maar

wel als die ene – wiens laatste adem

de eeuwen doorstond

die hoop sprak en vrijheid

van sluimerende schuld

,

alle woorden -ook deze-

zijn te klein -zijn te groot

verdriet is een taal -onbegrepen

die opwekt en dooft

wat we dromen

,

tijd wordt haar wijzer ontnomen

,

sterven wij het leven in?

misschien is zijn laatste adem de eerste

van hoop,

,

,

,

 

Statie -11-


 
,

(Aan het hout geslagen)

,

Welke waarheid

wordt niet vastgespijkerd?

altijd weten – altijd wanen

de annexatie

op deuren – op papier

in regels en in vorm

klimop en mos beklimmen

de hoogste boom

,

Welke vrijheid

wordt niet ontnomen?

door fata morgana’s  van zeker weten

Het zeil zoekt de luchtstroom

over kleurrijke grenzen

-onvertelde verhalen verlangen

te worden bewoond

,

Welke liefde

wordt niet beklonken?

in wijn of edelmetaal

dwars door het handelen

dwars door het staan

Toevertrouwen

is vrijheid in verbinding

,

tot de prijs

van samen te gaan,

,

,

,

 

Statie -10-

 

 ,

(De kleren ontnomen -als één van velen?)

,

Een oneindige rij

mondeloze gezichten

die de tijd passeert

ongezien

verhuld in hun naaktheid

ontkleed door onrecht

LUISTER! de luidste

schreeuwer regeert

,

zich voortslepend

tot op het bot – zij gaan

langs verleden en ons heden

mijlen ver verwijderd

vaak pijnlijk zo dichtbij

-eenzaam in vermoeidheid

ontdaan van waarde en trots

,

zichtbaar mens als wij -is deze-

huid rondom afgrond

wreed onteigend

van mens en van god?

,

,

,

 

 

Statie -8-

 

 

 ,

(Hij troost de treurenden)

,

Tussen jouw wimpers

de dofheid van onze tranen

,

in onze ogen – gebroken

illusie

we verwachtten verlossing

snakten naar adem

en dachten dat jij

wij – de barenden van leven –

wij dachten dat jij

,

Jij kijkt en ziet

,

op gelittekende huid

parelt troost in het thuisloos

en de massa schreeuwt

maar huilt ongezien mee

,

tussen de distels een roos

die zijn bloemblad verliest,

,

,

,

 

 

Statie -7-

 

 

 ,

(Jezus valt voor de tweede keer)

,

Wij – de kinderen van het mindere

liggen

aan de rand van het badwater

op de hoeken van de straat

tasten

in het duister

in de rafels van de stad

,

Wij – de uitgespuugde vruchten

strompelen

in de verte – vandaag mogen onze lijven

die hen bevrijdden – niet dichterbij

,

Wij – de melaatsen, mismaakten

sterven

tergend traag de dagen

om de weerzin van de massa

-de klamme stilte

van angst

,

terwijl jij die ons aanraakte, valt

en je opricht, valt en weer voort gaat

struikelt strompelt

en opstaat,

,

,

 

 

Statie -5-

 

 

  ,

(Simon helpt dragen)

Droeg ik  – of werd ik gedragen

vroeg ik – of werd ik gevraagd

,

Hij was toch timmerman

ik schouwde slechts toe

Hij kreeg toch straf

wat deed ík ertoe?

,

Zag ik zijn ogen – hij zag de mijne

zag ik zijn handen – zag ik de mijne

onverklaarbaar herkenden wij elkaar

in het midden van fel geschreeuw

verstonden wij – in een oog van stilte

,

ik brak met hem – en tilde

mijn onbegrip – en zijn last

(sprong ik – of werd ik geduwd)

hij sprak niet – de storm niet geluwd

hij was vriend geworden

Ik droeg niet – slechts hij,

,

,